Letter to the State Secretary for Finance, Eric Wiebes

Published:

July 4, 2017 - In a letter sent today to State Secretary for Finance, Eric Wiebes, AmCham’s Tax Committee expresses its recommendations on how to build a future proof tax climate for the Netherlands.

The committee has concluded that the tax competitiveness position of the Netherlands is still under great pressure. The Netherlands is losing its attractiveness for international companies who are looking to expand, or move their businesses into Europe. Yet, existing companies still don’t have access to a robust Dutch alternative. With this in mind, AmCham believes that the Dutch government, although demissonary, has to keep acting on the current tax files which are of great importance to the Dutch investment climate.

The letter includes recommendations on: The Anti-Tax Avoidance Directive, The Multilateral Instrument (MLI), The 30% Expat Ruling, The Legislative Proposal on Dividend Withholding Tax, and the resolution on Article 24, Clause 4 of the Tax Treaty with the United States of America. A copy of the letter can be found below.

 

 

Amsterdam, 4 juli 2017

 

Geachte heer Wiebes,

 

Tijdens recent overleg van de Tax Committee van de American Chamber of Commerce in the Netherlands (“AmCham”) is vastgesteld dat de Nederlandse fiscale concurrentiepositie nog immer onder grote druk staat. Nederland verdwijnt steeds vaker van de ‘short-lists’ en bestaande ondernemingen hebben nog steeds geen toegang tot een robuust Nederlands alternatief.

Tegen deze achtergrond is het van groot belang dat de Nederlandse regering, hoewel demissionair, doeltreffend blijft handelen op de actuele fiscale dossiers die van belang zijn voor het Nederlandse vestigingsklimaat. Ter voorbereiding op de beslissingen in deze dossiers informeert AmCham u als volgt over haar positie ter zake.

 

      1. Anti Tax Avoidance Directive ("ATAD") en deelnemingsvrijstelling

Nederland dient de maatregelen uit de Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken etc. etc. uiterlijk per 1 januari 2019 te implementeren in de Nederlandse fiscale wetgeving. De richtlijn omvat uitgebreide controlled foreign company (CFC) bepalingen, met diverse uitwerkingsmogelijkheden.

AmCham begrijpt dat de ambtelijke voorbereiding van het wetsvoorstel ter implementatie van deze richtlijn in de Nederlandse fiscale wetgeving vergevorderd is. Onduidelijk blijft echter welke keuze is gemaakt voor wat betreft de CFC regels. Indien is gekozen voor de meest stringente oplossing uit de richtlijn, dan verwatert de kracht van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling – een verklaard kroonjuweel – aanzienlijk en verliest Nederland haar resterende aantrekkelijkheid voor internationale investeerders. Ook de Nederlandse multinationals komen dan in de kou te staan. Die oplossingsrichting zou schadelijk zijn voor het vestigingsklimaat en de werkgelegenheid.

AmCham verzoekt de Nederlandse regering met klem om zo snel mogelijk in overleg te treden met het Nederlandse en internationale bedrijfsleven over de vormgeving van deze CFC regels.

 

      2. Multilateraal Instrument

Vertegenwoordigers van meer dan 70 landen hebben op 7 juni jl. in het kader van het OECD BEPS project de zgn. Multilateral Convention to Implement Tax Treaty Related Measures to Prevent Base Erosion and Profit Shifting (MLI) getekend. Ook Nederland was vertegenwoordigd.

Uit de stukken blijkt nu voor het eerst dat de Nederlandse regering, als een van de weinige Europese landen en als het enige land met een aantrekkelijk vestigingsklimaat, de keuze heeft gemaakt voor de uitgebreide nieuwe definitie van een vaste inrichting/ vaste vertegenwoordiger. De belangrijkste Europese concurrenten van Nederland bij het aantrekken van buitenlandse investeerders zoals Duitsland, Zwitserland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk hebben deze keuze niet gemaakt. Ook nieuwe globale concurrenten als Hong Kong en Singapore geven de voorkeur aan de huidige, beperktere, definitie.

Indien Nederland deze keuze zou bekrachtigen, dan wordt het Nederlandse bedrijfsleven voortaan (veel) sneller met belastingheffing in het buitenland geconfronteerd dan thans het geval is. Uiteraard speelt deze keuze, indien bekrachtigd, het Nederlandse vestigingsklimaat danig parten. Het aantrekken van nieuwe regionale hoofdkantoren en daarmee werkgelegenheid wordt door deze keuze immers bemoeilijkt. Inderdaad blijkt reeds nu uit de praktijk dat deze initiële keuze nadelig uitwerkt voor de positionering van Nederland.

AmCham meent dat deze keuze abusievelijk is gemaakt. Immers, niet valt in te zien waarom de Nederlandse regering haar nationale ondernemers doelbewust zou opzadelen met een uitgebreidere belastingplicht in het buitenland dan strikt noodzakelijk. Een keuze die bovendien zal leiden tot meer discussie over de juiste toerekening van winst met de buitenlandse fiscus, en bijgevolg ook tot meer mutual agreement procedures met die buitenlanden te voeren door de Nederlandse Belastingdienst. AmCham roept de Nederlandse regering dan ook op dit onderdeel van de MLI niet te bekrachtigen.

 

      3. 30% Expat regeling

De 30%-regeling voorziet, onder voorwaarden, in een fiscale tegemoetkoming aan naar Nederland uitgezonden werknemers om tegemoet te komen aan extraterritoriale kosten. De regeling maakt het aantrekkelijker om uitgezonden te worden naar Nederland, en levert voor de werkgevers het voordeel op dat zij dergelijke kosten niet hoeven te vergoeden. Daardoor zijn buitenlandse werknemers niet duurder dan binnenlandse werknemers. De regeling is in praktijk van belang voor de beslissing om een regionaal hoofdkantoor in Nederland te vestigen. Dit geldt in het bijzonder voor ondernemingen in de digitale economie, nu deze bedrijven bij afwezigheid van voldoende Nederlands geschoolde programmeurs vaak buitenlandse werknemers aantrekken.

AmCham onderstreept het belang van de 30%-regeling voor het Nederlandse vestigingsklimaat. Dat de regeling ook gebruikt kan worden door uit het buitenland terugkerende Nederlanders is naar onze mening evenwel geen noodzaak.

 

      4. Wetsvoorstel inhoudingsvrijstelling dividendbelasting

AmCham is verheugd over het voornemen van de Nederlandse regering om de inhoudingsvrijstelling voor de dividendbelasting uit te breiden, zodat in groepsverhoudingen vennootschappelijke verdragsgerechtigden voortaan gevrijwaard blijven van dubbele heffing. Deze maatregel herstelt het concurrentienadeel dat Nederland op dit punt de afgelopen jaren heeft ondervonden van Luxemburg en Ierland - landen die reeds vele jaren een soortgelijke generieke inhoudingsvrijstelling kennen. Wel behoudt Nederland haar achterstand bij het Verenigd Koninkrijk, dat in het geheel geen dividendbelasting heft. Voor het succesvol aantrekken van in Engeland gevestigde multinationals gaat de huidige inhoudingsvrijstelling aldus nog niet ver genoeg.

Wat betreft de technische uitwerking van deze inhoudingsvrijstelling onderschrijft AmCham het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs ten aanzien van een opbrengstgerechtigde die in de staat van vestiging als transparant wordt beschouwd.

Deze situatie doet zich regelmatig voor bij Amerikaanse multinationals. De (beursgenoteerde) tophoudster van de Amerikaanse multinational houdt haar belang in de Nederlandse groepsmaatschappij via een zogenaamde limited liability company (LLC). De LLC is naar Nederlandse maatstaven niet transparant, maar voor Amerikaanse doeleinden wél. Op basis van het huidige tekstvoorstel komt de niet-verdragsgerechtigde LLC aldus niet in aanmerking voor de inhoudingsvrijstelling van de dividendbelasting, terwijl het desbetreffende “Nederlandse” dividend wel direct in de Verenigde Staten wordt belast bij de achterliggende vennootschap.

AmCham pleit ervoor de desbetreffende bepaling (of uitleg in de wetsgeschiedenis) zo te formuleren dat indien en voor zover een transparante opbrengstgerechtigde wordt gehouden door niet-transparante entiteiten die zelf ook gevestigd zijn in een of meerdere verdragsstaten, de nieuwe inhoudingsvrijstelling toegepast kan worden op niveau van de achterliggende niet-fiscaal transparante “indirecte opbrengstgerechtigden”. Immers, ook in die gevallen wordt het desbetreffende inkomensbestanddeel in een verdragsstaat belast -- bij de achterliggende niet-transparante entiteit. Uiteraard moet er dan wel sprake zijn van directe heffing (en geen langdurige deferral) bij de “indirect opbrengstgerechtigde”.

 

      5. Artikel 24, vierde lid Besluit

In het Besluit IFZ2005/546M heeft de Nederlandse regering goedgekeurd dat artikel 24, vierde lid van het belastingverdrag met de Verenigde Staten onder voorwaarden niet toegepast hoeft te worden. Deze goedkeuring blijft ook na de invoering van de nieuwe inhoudingsvrijstelling dividendbelasting nog enige tijd van belang voor de resterende Amerikaanse multinationals met CV/BV-structuren.

Zoals bekend worden deze structuren thans gereorganiseerd en worden mogelijke alternatieven buiten Nederland in kaart gebracht. De mogelijkheid tot herstructurering van deze structuren wordt sterk beperkt, en mogelijk zelfs getroffen door de Nederlandse regelgeving tegen dividendstripping, indien dit besluit wordt ingetrokken vóór 1 januari 2020 (de beoogde inwerkingtredingsdatum van de ATA II maatregelen). AmCham verzoekt de Nederlandse regering dan ook met klem om de intrekking van het desbetreffende besluit te koppelen aan de inwerkingtredingsdatum van de ATA II maatregelen in de Nederlandse fiscale wetgeving. In de tussenliggende periode blijft het besluit alsdan van kracht - ongeacht de nieuwe inhoudingsvrijstelling.

***

Indien u daar nog prijs op stelt, lichten wij het bovenstaande graag nader toe tijdens een gesprek. Voor verdere vragen kunt u natuurlijk direct contact met ons opnemen.

 

Hoogachtend,

 

A.C. van der Linde                                                 W.A. Paardekooper

Chair, Tax Committee                                              President